De wereld draait door

 

Ik zag vanmorgen een prachtig filmpje voorbij komen op Facebook, waarin moeder Aarde het coronavirus voor de positieve gevolgen bedankt. Dat klinkt gek, want de meest voelbare gevolgen zijn desastreus voor de mens momenteel.

Behalve de lockdowns van verschillende landen, strenge maatregelen en een kelderende economie, sterven er dagelijks heel veel mensen aan de gevolgen van de ziekte die dit virus verspreidt. Niets positiefs aan.

Afhankelijk

Maar ik wil me niet laten leiden door angst; de inhoud van het filmpje was daarom voor vandaag een welkome positieve energie. Doordat ons leven er van de één op andere dag compleet anders uitziet en er eigenlijk vooral onzekerheid heerst, worden we ons er opeens  heel erg bewust van: hoe goed we het hebben, hoe makkelijk ons leven eigenlijk is. Maar ook hoe afhankelijk we zijn van ons werk, ons inkomen en vooral van de hulp van andere mensen.

Hartverwarmend

En dat laatste zie ik écht als een positief gevolg van dat afschuwelijke virus dat ons dagelijks leven momenteel beheerst. Zorg, hulp, steun en verbondenheid zijn nu onlosmakelijk onderdeel geworden van het leven waar we nu midden in zitten. Empathie en inlevingsvermogen zijn dingen die helemaal niet zo vanzelfsprekend waren voordat deze crisis aanbrak. Maar de vrijwillige acties voor eenzame en zorgbehoevende mensen schieten als paddenstoeltjes de grond uit. Boodschappen doen voor de buurman die in quarantaine zit, massaal kaartjes sturen aan mensen in een zorgcentrum, overtollig voedsel dat gedoneerd wordt, bloemenkwekers die hun tulpen langsbrengen bij de ziekenhuizen… Die initiatieven zijn hartverwarmend en geven hoop en vertrouwen. Als het er écht op aankomt, zijn we er voor elkaar. Mooier kan toch niet?

Positief blijven

Liever leg ik de negatieve berichten naast me neer. Maar de realiteit is helaas ook continu aanwezig. De media staan er bol van. Van ondernemers die hun bedrijf zien instorten tot supermarktbezoekers die vechten om een pak rijst. Van mensen die gewoon doorgaan alsof er niets aan de hand is tot een dagelijks oplopend sterftecijfer. Het wordt steeds lastiger om positief te blijven en vertrouwen te hebben in een goede afloop van deze crisis.

Zorgen

En ik? Ik maak me zorgen en ik ben een beetje bang. Want wat staat ons nog allemaal te wachten? En wat als….? Niemand die het kan voorspellen en niemand die weet hoe lang dit nog gaat duren. Ik kijk nog maar eens naar het filmpje.

Dit filmpje bedankt het virus voor de verbinding die nu opeens zo voelbaar is. ‘We are all connected’ is de boodschap. Laten we niet vergeten dat we niet alleen als mensen onder elkaar, maar ook met alles wat leeft om ons heen verbonden zijn. Met de wereld als geheel. En zo zullen we samen dit geheel weer beter maken. Ik geloof er in: DWDD stopt er mee, maar de wereld draait door!

Directeur

Na jaren ploeteren en zwoegen voor een baas, waaruit ik totaal geen voldoening haalde, ben ik in het afgelopen jaar zélf baas geworden. Ik ben ondernemer. En wat ik in mijn loopbaan van, pak ‘m beet, 25 jaar als medewerker vaak niet vond, vind ik nu wel. Waardering en erkenning en zo.

Kreeg ik die waardering voorheen als financieel gebaar maandelijks op mijn rekening gestort, nu werkt het door op mijn hele hebben en houden. Natuurlijk hou ik een leuk salaris over, dat heb ik tenslotte zelf in de hand, maar ik vóel me ook echt gewaardeerd als een opdrachtgever zijn of haar oprechte dank toont voor mijn werk. Hoe een smiley in een whatsapp-bericht een mens gelukkig kan maken he?

De baas zijn van je eigen onderneming is best een onderneming. Hard werken en iedereen tevreden houden. Zorgen dat je facturen op tijd betaald worden en last but not least, de belastingdienst voorzien van wat extra centen. Best veel werk allemaal hoor.

Er zijn echter ook directeuren die de waardering van hun klanten minder belangrijk vinden. Of zelfs helemaal geen band met hun klanten hebben. Zo vermoed ik dat de bazen van een zekere hypotheek-tussenpersoon-bedrijf en een bepaalde verzekeringsmaatschappij het geen reet kan schelen hoe ongelooflijk slecht sommige klanten hun dienstverlening en bijbehorende werkzaamheden ervaren. Niet omdat ze dat zomaar vinden, maar omdat ze als oud vuil behandeld worden. Ondanks dat ze maandelijks een fiks bedrag innen van hun klanten die daar (meestal) heel hard voor werken.

Ik ben ook zo’n klant. Bovengenoemde bedrijven hebben het voor elkaar gekregen om mij gefrustreerd en kwaad te krijgen. En een beetje wanhopig ook. Er is namelijk een bepaalde periode in mijn leven die ik wil afsluiten, vergeten en verbannen. Omdat het niet zo’n leuke tijd was en ik er heel hard voor gewerkt heb om mijn emotionele en mentale gezondheid weer op een normaal niveau te krijgen.

Om kort te gaan: na een jaar en tien maanden strijd, ben ik op 12 november ontslagen uit hoofdelijke aansprakelijkheid. De bouwval waar ik eigenaar van was, is godzijdank niet meer van mij. De hypotheekadviseur en de notaris hebben hun werk keurig gedaan. En dan zou je denken dat het klaar is. Maar niets is minder waar. De hypotheek én de bijbehorende verzekering proberen tot op de dag van vandaag nog steeds grote bedragen van mijn bankrekening af te schrijven. Ik zal iedereen de uitgebreide inhoud van de aktes besparen, maar er staat 1 ding in wat hiervoor van belang is: vanaf 12 november is de rekeninghouder voor de betalingen gewijzigd in een andere partij. Met naam en rekeningnummer keurig vastgelegd in de notariële akten.

Beste directeuren van de hypotheekverstrekker en verzekeringsmaatschappij, ik ben woest. Het énige wat er hoefde te gebeuren is het rekeningnummer veranderen. En daarnaast een reactie op mijn klachtenbrief, waarin ik eind december vorig jaar vroeg om in elk geval even te reageren. Het is nu eind januari en ik heb geen enkele reactie ontvangen. Ondertussen proberen jullie nog steeds mijn rekening leeg te trekken voor een woning waar ik helemaal niets meer mee te maken heb. Waarvoor alles keurig zwart op wit staat vastgelegd. Voor een kuttijd waar ik niks meer mee te maken wil hebben!

En ik weet heus wel dat mijn eenmanszaak niet te vergelijken is met jullie megabedrijven hoor. Maar er is wel één overeenkomst: we moeten allemaal gewoon ons werk doen. Op tijd en naar tevredenheid. Een beetje menselijkheid en empathie zijn leuke extraatjes, die bij mij van nature aanwezig zijn. Bij jullie?

Ik was voornemens een smiley te whatsappen om mijn waardering voor jullie werk te uiten, maar dat kunnen jullie wel vergeten. Deze directeur is niet tevreden.

De leidinggevende

Ooit schreef ik een blog over mijn ervaringen in een overvolle supermarkt. Op de dag voor Kerst, omdat mijn geplande vlucht (lees: vakantie omdat ik geen Kerst wilde vieren) naar België geen bourgondisch hoogstandje zou worden, maar een enkeltje Febo. Het was oorlog in de supermarkt, ondanks het feit dat de kerstperiode er eentje van vrede zou moeten zijn. Mijn planning viel in het water door de onverhoopte annulering van de vakantie, alsook mijn goede humeur.

En dat humeur was het steekwoord dat ik voor vandaag heb onthouden, in relatie tot de supermarkt. Flashback!

Terwijl de ontspanning zich een weg baande door mijn lichaam en geest tijdens de middagwandeling met mijn twee honden, was de rij in de plaatselijke supermarkt zich hoogstwaarschijnlijk al aan het ophopen. Gelukkig was ik me daar op dat moment, in het mooie duingebied, niet van bewust. Ik genoot me suf van de ondergaande zon, de vogeltjes, de herfstkleuren en mijn twee geliefde viervoeters. Blijdschap alom, van ons alle drie. Bijna huppelend van geluk kwamen we weer thuis.

En toen was het tijd om te bedenken wat ons diner voor vanavond zou worden. Om een diner te bereiden, zijn er allerlei ingrediënten nodig en op zondagavond is de supermarkt daar de uitgesproken locatie voor. Ik woon in een minuscuul dorpje met amper 3000 inwoners en één supermarkt met welgeteld één caissière. Althans, als ik boodschappen ga doen. Meestal is die ene caissière ook nog eens zo jong dat ik zijn of haar oma had kunnen zijn, maar dat zal wel aan mij liggen. Niet dat jonge mensen niet hard werken hè, begrijp me niet verkeerd.


Tegelijk met voor mijn gevoel alle amper 3000 inwoners van mijn geliefde dorp stond ik in de winkel. Nog steeds met dat gelukzalige gevoel dat ik had overgehouden van mijn wandeling. Ik baande me een weg tussen de groenten en kaas en verse pasta’s en had al snel in mijn mandje wat ik wilde.

Ondertussen stonden drie pubers in kleding met het logo van de supermarkt midden in de winkel met elkaar te chillen. Onderwerp van chillen was een gevallen pot appelmoes. “Die ga ik écht niet opruimen hoor.” En daar begon mijn gevoel te veranderen. Want he, je bent aan het werk. En als je het niet uit jezelf doet, dan verwacht ik toch op zijn minst iemand met leidinggevende capaciteiten die je vertelt dat je betaald wordt om de dingen te doen waarvoor je bent aangenomen, en daar hoort het opruimen van een gevallen pot appelmoes volgens mij óók bij.

Maar helaas, op zondag werkt de leidinggevende meneer of mevrouw blijkbaar niet, want die was in geen velden of wegen te bekennen. Het chillen ging dus onverminderd door. En dat terwijl minderjarige collega nummer vier zich werkelijk te pletter zat te scannen aan de kassa. Die ene caissière dus. Het kind in kwestie was bijna net zo rood als haar werkkleding.

Ik sloot aan in de rij bij de enige kassa die in werking was. Een rij met 2999 dorpsgenoten. Nummer 3000 besloot aan de snelkassa te gaan staan, waar weliswaar verder geen personeel aanwezig was (die hadden het druk met chillen en de appelmoestaak te verdelen), maar ja, als je een pakketje wilt afgeven dan hoor je je daar te melden. Ondertussen werd het arme kind dat zat te scannen nog roder dan haar werkkleding en gingen de mensen in de rij steeds dichter tegen elkaar aan staan. Inclusief de twee beschonken mannen achter mij. Nu was mijn humeur al enigszins richting het nulpunt aan het dalen, na het ruiken van hun zweetlucht, alchoholwalm en ondefinieerbare stank begon het bijna tien graden te vriezen in mijn gemoed. Gat. Ver. Dam. Me. Mijn winkelmandje was mijn enige wapen, dus die manoeuvreerde ik vakkundig tussen mij en die twee meurende smeerpijpen.

Terwijl de rij niet kleiner werd, de jeugd vrolijk verder chillde en de meneer bij de snelkassa zijn geduld verloor en met luide stem verkondigde dat er nu wel eens iemand mocht komen om hem te helpen, raakte de enige caissière volledig overwerkt. Artikelen vlogen over de band, komkommers en speculaasbrokken kwamen in tassen waar ze niet hoorden, en er kwam geen hulp. Geen van de collega’s had de tegenwoordigheid van geest om bij te springen. De pot appelmoes lag onaangeroerd tussen de schappen, aan scherven gespat. Geen leidinggevende te bekennen die het werk kwam verdelen en die de chillende pubers aan het werk zette. Geen hulp, wel een compleet overspannen caissière, een tegen elkaar persende meute en een inmiddels hysterische man aan de snelkassa.

Nadat ik eindelijk mijn boodschappen had afgerekend, die twee stinkende kerels had afgepoeierd en alles in een tas had geflikkerd, mocht ik de supermarkt verlaten. Mijn humeur had opmerkelijk veel weg van het humeur dat ik toen op de dag voor Kerst had. Hoewel er toen wel gewoon voldoende caissières aan het werk waren. Beste leidinggevende, ik stel voor dat je beter leiding geeft. Dat je mensen, hoe jong ze ook zijn, leert dat ze best zelf initiatief mogen nemen en hun overspannen collega te hulp mogen schieten. Voor mij was dit de laatste keer alhier. Hoe handig het ook is, zo’n supermarkt om de hoek: ik ga voortaan wel naar de concurrent. Kijken of die wel weet hoe je moet plannen en leidinggeven.

De bakfietsbrigade

Ik heb een fiets. Een doodgewone fiets met versnellingen, een paar lampjes van de Action en een zadel waar de plakkerige vulling van naar buiten komt. De kettingkast van mijn fiets zit los en de bel ontbreekt al een aantal jaren. Maar ik ben blij met deze oude rot in het vak. Niks accu’s en ledverlichting. Gewoon een ouderwetse fiets met roest en spinnenwebben aan het stuur.

Tegenwoordig zie je bijna niet meer van zulke fietsen. Vrijwel iedereen fietst op een hypermodern ding met een rek voorop waar puberende jongetjes bij voorkeur een krat Heineken op zetten en die puberende meisjes en jonge moeders versieren met plastic nepbloemen. Elke moderne fiets is uitgerust met een accu. Een elektrische fiets. Alsof de zwaartekracht is omgekeerd, razen de gebruikers over de belachelijk steile kluften omhoog in het Noord-Hollandse duingebied. Levensgevaarlijk, als je het mij vraagt.

En dan heb je nog de nieuwste hype. De bakfiets. Trapte de groenteboer zich vroeger een ongeluk op een volgeladen fiets met een zware bak ervoor, tegenwoordig zijn de bakfietsen weggelegd voor luie, verwende vaders en moeders. De bakfietsbrigade is in opkomst en ik heb het frustratiezweet in mijn handen als er ze in de buurt zijn. De bakfietsen van nu zijn namelijk uitgerust met een accu. Niks je in het zweet trappen, hup, volladen die bak met een paar dreumesen en starten maar. Zo makkelijk die dingen. Je kunt ze volgens de gebruikers ervan ook gewoon midden op de weg parkeren trouwens.

Ik heb er een trauma van.

Vroeger was de zondag nog een echte rustdag. Winkels waren potdicht en er was werkelijk waar geen reet te doen. Bij het eerste het beste glimpje zon togen we dus als gezin naar het bos, om een lekker stuk te gaan wandelen. Voor ons was buiten zijn overigens meer regel dan uitzondering, in tegenstelling tot de huidige tijd waarin kinderen bij voorkeur de hele dag op de bank liggen met hun Ipad. Afijn, wij wandelden met onze rubberlaarsjes en zelf gebreide mutsjes op door duinen, bossen en andere natuurgebieden. Mijn voorliefde voor buiten zijn en de natuur is daar ontstaan. Mijn broers daarentegen deden onderweg niks anders dan jammeren en zaniken om een ijsje; die gingen op zondag liever met hun rubberlaarsjes op hun prutterig weiland een potje voetballen. Maar we gingen toch, dus zij ook.

Tegenwoordig is het allemaal anders. Als jong gezin ben je druk met werken en met je sociale leven. Het is dan echt een heel goed idee om een hond te nemen. Vinden sommigen dan. Dus je hebt een carrière, een dikke auto voor de deur, en dan ook nog een hond, want dat is leuk. Na een paar jaar moet er dan ook een kind komen want dat hoort er tenslotte bij. En met de komst van het wondertje, is er weinig tijd meer voor de hond. Shit, die moet wel af en toe naar buiten. En voor het kind is het ook goed om een keer per week buiten te komen, dus we gaan op zondag (want de rest van de week zit volgepland met andere dingen), als het enigszins mooi weer is, met het hele gezin inclusief hond naar buiten. Op de fiets. Maar hoe dan?

De elektrische bakfiets is dé oplossing. Ik heb het aan den lijve ondervonden. Het jonge gezin stopt kind, wat speelgoed en een tas met ondefinieerbare inhoud in de bak van de elektrische bakfiets. Moeder berijdt haar eigen fiets (elektrisch uiteraard, want je moet wel met de tijd meegaan) en vader stapt op het fietsgedeelte van de bakfiets. “We gaan!”

Oh, de hond. Die moet ook mee. Nou, aangezien een hond vier poten heeft, kan die mooi naast de elektrische bakfiets meelopen. Rennen eigenlijk, want een elektrische bakfiets gaat best hard. Het geluk is compleet, op naar de duinen.

En daar liep ik. Met twee honden aan de riem. In het duingebied lopen ook runderen en pony’s, dus er zijn hier en daar wildroosters en hekjes voor ruiters en voor wandelaars met honden geplaatst. Door zo’n hekje moet ik dus ook als ik met het gespuis in de duinen wandel.

Op het moment dat ik door het hekje wil, komt de bakfietsbrigade er aan scheuren. Behalve het feit dat ze het complete pad in beslag namen (moeder, daarnaast de bakfiets en daarnaast de hond), kan de hond niet over het wildrooster. Hoe graag het gelukkige gezin dat ook wil, dat lukt eenvoudigweg niet.

Dus dan moet de hond door het hekje, en de rest van de brigade over het wildrooster. Je kunt je misschien wel voorstellen wat een chaotisch gebeuren dat is geweest. Zeker omdat mijntwee honden het niet zo gezellig vinden om tegelijk met een vreemde hond, rennend naast een elektrische bakfiets, door hetzelfde hekje te gaan.

Om dit lange verhaal kort te maken, mijn rechterwijsvinger is nog steeds aan het genezen. De hondenriem sneed het bovenste deel er bijna vanaf toen de bakfietsbrigade hond, elektrische mamafiets en elektrische bakfiets met jengelende dreumes allemaal tegelijk over het rooster en door het hekje manoeuvreerde. Tegelijk met mij en mijn honden.

Terwijl de elektrische moeder en vader onverstaanbare kreten uitsloegen, vlogen de honden elkaar in de haren. Hekje, rooster, honden, hondenriemen. Het verstand van de bakfietsbrigade zit in de techniek van de fiets, vrees ik, en niet in de gebruikers ervan.

Beste bakfietsbrigade: het paste niet. En echt, je doet die hond er geen plezier mee om naast een elektrische bakfiets te rennen. Hopelijk tot nooit weer ziens.

Klus

Tijdens mijn jarenlange trektocht door Noord-Holland, van koophuis naar zomerhuis naar anti-kraak woning naar koopwoning, heb ik een hoop geleerd. In elk dorp spreken de inwoners hun eigen taal. Dat zal ongetwijfeld ook zo zijn in andere Nederlandse provincies, maar mijn reislustigheid beperkte zich qua wonen slechts tot Noord-Holland. Van het pittoreske Uitgeest, wat allang niet meer pittoresk is, tot aan de afsluitdijk en weer terug. Waar ik nu woon, verwacht ik voorlopig wel even te blijven. In Uitgeest gaan de ‘spohbóme’ vaak dicht en in de Wieringermeer is het ‘ok hilsverskrikkeluk’. Hier hebben ze het over arebieren als ze spreken over andere buren.

Ik heb gedurende mijn Noord-Hollandse ontdekkingstocht ruim tien jaar in de gemeente Den Helder gewoond. Daar leerde ik een hoop nieuwe woorden en uitdrukkingen. Pendek, papkoker en klus. Vooral die klus is me bijgebleven in de uitdrukking ‘met je klus op dek vallen’. Mooi man, al die eigen taaltjes overal. Ik weet niet of ik van alle uitdrukkingen de juiste betekenis weet, maar met je klus op dek vallen was in mijn Helderse, eigenlijk Julianadorper kringen, een andere uitdrukking voor stomverbaasd zijn.  

Tijden veranderen, en zo eindigde ook mijn trektocht. Ik woon nu in een gemoedelijk dorp vol nonnen en monniken vlakbij de Noord-Hollandse kust en dat bevalt me bést. Er is één supermarkt met een chronisch personeelsgebrek, een warme bakker die op het punt staat zijn bakkersschort aan de wilgen te hangen en een soort winkel van sinkel waar je stofzuigerzakken, kitspuiten en lampies kunt kopen. Oh, en natuurlijk een snackbar (mét Chinese eigenaar). Elke week heb ik arebieren, want dan is het vakantiehuisje van de buren weer aan een ander Duits gezin verhuurd. Aan variatie geen gebrek hier. Zo langzamerhand kan ik wel stellen dat ik me hier thuis voel en begin ik ook de taal van het dorp te verstaan.  

Toen ik vorige week bij mijn ouders op visite ging, kwam de uitdrukking ‘mijn klus viel op dek’ weer even keihard naar boven. Behalve koetjes, kalfjes, de poes van de buren, de nieuwe televisie, de daarbij horende frustraties, de gitaarvirtuoos (lees: mijn broer), de hond van mijn tante en wat er verder nog ter tafel komt (het eten bijvoorbeeld, wat tot het laatste moment strikt geheim bleef), was uiteraard ook mijn persoon onderwerp van gesprek. Vroegah. Heerlijk om die herinneringen op te halen over mij als voorbeeldig kind. Behalve dan vanaf toen ik een jaar of 13 was, maar dat terzijde.  

Tijdens het diner gooide mijn moeder er zonder enige vorm van twijfel uit dat ze een tatoeage wil. Op haar enkel. Een mooie tekening van een bloemetje of een soort enkelband. Nu zullen een hoop mensen zeggen dat dat heel stoer is voor zo’n bejaarde vrouw. Gedurfd, stoer en misschien ook wel hip. Mijn moeder is, ik gok, bijna 100 (oké, 72 en nog hartstikke fit en mooi) en ja, dan is het gedurfd om een tatoeage te willen. En hier viel dus mijn klus op dek. Mijn moeder! Een tattoo! Dat gaat niet!  

En nee, niet omdat ze mijn moeder is en niet omdat ze op leeftijd is. Mijn klus viel op dek omdat ze haar geloofwaardigheid als moeder hier te grabbel gooide.  

Toen ik een jaar of 23 was, rebels en stoer en we gaan er voor, toen nam ik mijn eerste tattoo. En dat heb ik geweten. Ik kan me nog als de dag van gisteren herinneren dat ik vol trots mijn verse inkt aan mijn moeder liet zien. Ze viel bijna flauw. De paniek sloeg uit haar ogen en het eerste wat ze deed was de Gouden Gids (ja, die bestond toen nog) uit de kast trekken. Driftig bladerend, op zoek naar een expert op het gebied voor het verwijderen van deze lichaamsbesmeurende smerigheid. Prevelend zei ze “Hier krijg je spijt van. Zonde van je lichaam. Laat het weg-laseren. Wat afschuwelijk.”Maar ja, ik had nogal de neiging om niet naar mijn moeder te luisteren sinds ik een jaar of 13 was, dus dat deed ik ook toen niet.  

Er werd zwaarder geschut ingezet: wijlen mijn opa. Je moet weten dat ik altijd opa’s oogappeltje was. Bij het visbakken uit de pan gewipt, zei hij altijd over mij. Bij opa kon ik alles maken. Opa nam alles aan voor zoete koek als ik hem iets vertelde. Ik was nooit schuldig in opa’s ogen, ook niet die keer toen ik mijn broer zodanig getergd had, dat hij me een tand door mijn lip sloeg. Iedereen was er, volledig terecht, van overtuigd dat dit mijn eigen schuld was (en dat was het, want oh, ik kon als de beste het bloed onder mijn broers nagels vandaan halen. *trots*). Behalve opa. Opa’s oogappeltje deed niets verkeerd. Vanaf het moment dat mijn moeder plan B in werking zette in haar strijd tegen mijn tatoeage, was het gedaan met het geliefde kleinkind. Eén streepje piepte onder mijn hemdje vandaan. Eén streepje maar. Moeder sloeg keihard toe. “Kijk, ze heeft een tattoo.” En dat was het einde van mijn positieve imago bij opa.  

Natuurlijk heb ik niks laten weglaseren. Sterker nog, ik nam er nog een paar. Ik had het toch al verbruid dus gaan met die banaan. Er is nooit meer over gesproken. Tot vorige week, tijdens het eten bij mijn ouders. Ongegeneerd, bijna fanatiek uitte mijn moeder haar wens voor een tatoeage. Alle oude pijn kwam als een razende raket mijn gevoel in. WTF mam. Het is dat er geen Gouden Gids meer bestaat, maar anders was ik aan het bladeren geslagen. Mijn klus viel keihard op dek. Stomverbaasd.  

En stiekem ook een beetje trots. Mijn moeder, die gebukt gaat onder stress en altijd maar willen zorgen voor anderen. Nooit eens de tijd neemt om aan zichzelf te denken, wil nu een tattoo. Ik heb het even laten bezinken, maar nu zeg ik: mam, go for it. Voor jezelf. Omdat jij het wilt!

De luis in het camouflagepak

Het is al een tijdje geleden, maar ik moet het toch van me afschrijven. Want het vreet aan me, dit criminele avontuur. Ik mag überhaupt blij zijn dat ik nog zonder enkelband rondloop na mijn hachelijke ontmoeting een paar maanden geleden, in het mooie Helderse duingebied. Met een dikke keel van de spanning kijk ik iedere dag weer uit mijn raam of Justitie al voor de deur staat. Ik geniet maar gewoon extra van de tijd die mij nog rest als vrij burger.

Met een geluksgevoel dat mijn hele lijf en leden doorstroomde reed ik die bewuste dag in mijn inmiddels overleden 4wd en mijn peerd in de trailer erachter naar het altijd mooie Den Helder. Want daar ging ik, op mijn peerd, een rondje rijden over het strand. Heerlijk relaxed, in de vroege ochtend. Het zonnetje scheen, en met de APV in mijn achterhoofd (na 09.00 uur geen paarden op het strand toegestaan) was ik precies op tijd voor een rondje om.

Nu moet je weten dat er tussen het strand en de parkeerplaats nog wat ruimte zit. Dat zijn de zogenaamde blonde duinen en om op het strand te komen, zul je eerst door de duinen moeten. Auto’s zijn er niet toegestaan dus een fietspad, een berm en een wandelpad voldoen. Wandelaars, ruiters en fietsers gunnen elkaar deze paden en delen ze dan ook liefdevol met elkaar. Het is een en al pais en vree daar in de Helderse duinen.

Even voor 09.00 uur spookte de APV weer door mijn hoofd en aangezien het al wat drukker werd met gillende koters en onopgevoede loslopende honden (beide categorieën niet onder appèl) besloot ik het strand te verlaten. Zoals een braaf burgermens betaamt, ik ken de wet, reed ik precies op tijd het duinpad op en koetelde compleet relaxed met een buitengewoon rustig, lief en braaf peerd weer richting de parkeerplaats. Onderweg een paar fietsende bejaarden groetend, want nog steeds gold het pais en vree en iedereen blij, ook na 09.00 uur. Zelfs de razende wielrenners kregen het voor elkaar om even snel te glimlachen en ‘hoi’ te zeggen bij het passeren van al dat geluk.

Maar aan dat geluk en vooral die pais en vree kwam abrupt een einde toen ik hém zag. Ik moest even met mijn hoofd schudden, want hij, gestoken in een camouflagepak, kwam nota bene uit een auto. Ja echt. Een auto! In de duinen! Dahmagnie! Om de weggebruikers niet té veel in de weg te staan stond de auto pontificaal voor 50% op de weg, en voor 50% in de mooie blonde beschermde duinen geparkeerd. Ja! Beschermd! Grote borden met ‘Kwetsbaar duingebied. Verboden te betreden’ staan overal, goed zichtbaar en afschrikwekkend. Maar niet voor het camouflagepak. Die had schijt aan de kwetsbare duinen en prakte zijn olielekkende monster gewoon BAM bovenop de zeldzame duinplantjes.

Het effect van het camouflagepak werd behoorlijk verstoord door die auto. De meneer die in het pak zat, viel namelijk nogal op. Niet alleen omdat er twee nederige stagiaires achter hem aan de auto uit sprongen, maar ook door zijn bevelen aan de twee hulpeloze studenten. Op zijn aanwijzingen sprongen ze langs de verbodsborden de kwetsbare duinen in om volledig nutteloos door een kijker te gaan loeren. Want dat zei het pak, dat ze dat moesten doen.

Pontificaal, dat is het juiste woord. Zo stond het camouflagepak midden op het pad waar ik helemaal Zen aan kwam sjokken. Het tweede woord dat hij uitbraakte viel verkeerd bij me. Het eerste woord was “Zo” en het tweede “mevrouwtje”. Foute boel.

En dat was het, want ik was in overtreding. Ik mocht daar niet komen met mijn paard. “U hoort te weten dat u hier niet mag komen, want dit is een fietspad.” Sorry meneer camouflagepak, ik was me van geen kwaad bewust, maar als u me er nu even langs laat? De parkeerplaats is daar, en daar staat mijn auto. In tegenstelling tot die van jou, meneer camouflagepak, want die staat gewoon midden op de weg en midden in de duinen. En dahmagnie.

De luis in het camouflagepak vond mij geen goede bestuurder omdat ik daar reed. De luis beval mij om te draaien en terug te gaan. Pardon, vroeg ik, hoor ik dat nou goed? Ik moet terug? Ja, zei de luis. U gaat terug naar het strand.

En dan? Op het strand blijven, voor eeuwig en altijd, was nou niet bepaald wat ik voor deze stralende zondag (en de rest van mijn leven) in gedachten had. Want ja, van het strand terug naar de parkeerplaats is streng verboden, een andere mogelijkheid dan het fietspad is er simpelweg niet, dus. Tja?

Ik antwoordde de luis dus dat ik niet terug ging, want dat was de verkeerde kant op. Ik probeerde hem ook nog uit te leggen dat ik niet op een fiets, maar op een levend wezen zat met een eigen wil, en dat omkeren echt niet in haar woordenboek voor komt. Maar de luis in het camouflagepak had kennelijk ook zijn verstand gecamoufleerd, want dat verhaal ging er niet bij hem in.

Goed, meneer de luis. Omdraaien is dus geen optie. Dus haalde het camouflagepak zijn boekje uit zijn binnenzak en begon driftig te schrijven. Een bekeuring. Voor mij! En de reden om mij te bekeuren?

1. Ik was in overtreding omdat ik op een paard zat op een fietspad en da’s ten strengste verboden. 2. Ik negeerde een aanwijzing van een luis in functie om terug te gaan naar het strand.

Met alle liefde overhandigde ik de luis mijn rijbewijs. Want ja, ik ben een brave burger dus die heb ik gewoon bij me. Meneer, vroeg ik, kunt u alstublieft opschieten met die bon? Ik wil graag naar huis en de rijen met fietsers en wandelaars hopen zich op achter uw fout geparkeerde auto. Je kunt wel zeggen dat ik mijn volle medewerking verleende aan de boete voor dit vreselijk vergrijp. Maar ik wilde toch wel graag even mijn tegenargumenten opnoemen.

1. Ik reed inderdaad op een fietspad. Een andere mogelijkheid is er namelijk niet om vanaf het strand weer bij de parkeerplaats te komen. Best een goed argument, al zeg ik het zelf. 2. Ik negeerde inderdaad een aanwijzing, maar de aanwijzing kwam er op neer dat ik (wederom) een overtreding moest begaan. Het was namelijk na 09.00 uur en dan mag een paard niet meer op het strand. Ook best een goed argument.

Maar de luis bleef volhouden. Omkeren en anders een boete. Sorry luis, maar ik ga pertinent niet terug want dan ben ik namelijk wél echt strafbaar. Dus hop, hier met die bekeuring en laat me erdoor. En nu bleek pas echt hoe stoer, lees, uitermate stom die meneer in zijn camouflagepak was. Want hij bleef met zijn armen in zijn zij voor me staan. En voor mijn paard. Mijn ruim 600 kilo wegende paard. Dat dolgraag naar huis wilde en echt niet bang is om gewoon BAM door te lopen, ook al staat daar een luis in een camouflagepak.

Om dit spannende, lange verhaal kort te maken. Dit is wat ik zei.

“Als u nu niet aan de kant gaat, dan loopt er zo dadelijk 600 kilo over u heen. En dan kunt u die bekeuring uit uw achterste peuteren.”

Ik wens u een fijne werkdag, in je stomme pak! Nepsoldaat!

Vijf minuten later reed ik weer volledig Zen in de auto naar huis, met paard en al. Tot op de dag van vandaag blijft de brievenbus angstig leeg.