Klus

Tijdens mijn jarenlange trektocht door Noord-Holland, van koophuis naar zomerhuis naar anti-kraak woning naar koopwoning, heb ik een hoop geleerd. In elk dorp spreken de inwoners hun eigen taal. Dat zal ongetwijfeld ook zo zijn in andere Nederlandse provincies, maar mijn reislustigheid beperkte zich qua wonen slechts tot Noord-Holland. Van het pittoreske Uitgeest, wat allang niet meer pittoresk is, tot aan de afsluitdijk en weer terug. Waar ik nu woon, verwacht ik voorlopig wel even te blijven. In Uitgeest gaan de ‘spohbóme’ vaak dicht en in de Wieringermeer is het ‘ok hilsverskrikkeluk’. Hier hebben ze het over arebieren als ze spreken over andere buren.

Ik heb gedurende mijn Noord-Hollandse ontdekkingstocht ruim tien jaar in de gemeente Den Helder gewoond. Daar leerde ik een hoop nieuwe woorden en uitdrukkingen. Pendek, papkoker en klus. Vooral die klus is me bijgebleven in de uitdrukking ‘met je klus op dek vallen’. Mooi man, al die eigen taaltjes overal. Ik weet niet of ik van alle uitdrukkingen de juiste betekenis weet, maar met je klus op dek vallen was in mijn Helderse, eigenlijk Julianadorper kringen, een andere uitdrukking voor stomverbaasd zijn.  

Tijden veranderen, en zo eindigde ook mijn trektocht. Ik woon nu in een gemoedelijk dorp vol nonnen en monniken vlakbij de Noord-Hollandse kust en dat bevalt me bést. Er is één supermarkt met een chronisch personeelsgebrek, een warme bakker die op het punt staat zijn bakkersschort aan de wilgen te hangen en een soort winkel van sinkel waar je stofzuigerzakken, kitspuiten en lampies kunt kopen. Oh, en natuurlijk een snackbar (mét Chinese eigenaar). Elke week heb ik arebieren, want dan is het vakantiehuisje van de buren weer aan een ander Duits gezin verhuurd. Aan variatie geen gebrek hier. Zo langzamerhand kan ik wel stellen dat ik me hier thuis voel en begin ik ook de taal van het dorp te verstaan.  

Toen ik vorige week bij mijn ouders op visite ging, kwam de uitdrukking ‘mijn klus viel op dek’ weer even keihard naar boven. Behalve koetjes, kalfjes, de poes van de buren, de nieuwe televisie, de daarbij horende frustraties, de gitaarvirtuoos (lees: mijn broer), de hond van mijn tante en wat er verder nog ter tafel komt (het eten bijvoorbeeld, wat tot het laatste moment strikt geheim bleef), was uiteraard ook mijn persoon onderwerp van gesprek. Vroegah. Heerlijk om die herinneringen op te halen over mij als voorbeeldig kind. Behalve dan vanaf toen ik een jaar of 13 was, maar dat terzijde.  

Tijdens het diner gooide mijn moeder er zonder enige vorm van twijfel uit dat ze een tatoeage wil. Op haar enkel. Een mooie tekening van een bloemetje of een soort enkelband. Nu zullen een hoop mensen zeggen dat dat heel stoer is voor zo’n bejaarde vrouw. Gedurfd, stoer en misschien ook wel hip. Mijn moeder is, ik gok, bijna 100 (oké, 72 en nog hartstikke fit en mooi) en ja, dan is het gedurfd om een tatoeage te willen. En hier viel dus mijn klus op dek. Mijn moeder! Een tattoo! Dat gaat niet!  

En nee, niet omdat ze mijn moeder is en niet omdat ze op leeftijd is. Mijn klus viel op dek omdat ze haar geloofwaardigheid als moeder hier te grabbel gooide.  

Toen ik een jaar of 23 was, rebels en stoer en we gaan er voor, toen nam ik mijn eerste tattoo. En dat heb ik geweten. Ik kan me nog als de dag van gisteren herinneren dat ik vol trots mijn verse inkt aan mijn moeder liet zien. Ze viel bijna flauw. De paniek sloeg uit haar ogen en het eerste wat ze deed was de Gouden Gids (ja, die bestond toen nog) uit de kast trekken. Driftig bladerend, op zoek naar een expert op het gebied voor het verwijderen van deze lichaamsbesmeurende smerigheid. Prevelend zei ze “Hier krijg je spijt van. Zonde van je lichaam. Laat het weg-laseren. Wat afschuwelijk.”Maar ja, ik had nogal de neiging om niet naar mijn moeder te luisteren sinds ik een jaar of 13 was, dus dat deed ik ook toen niet.  

Er werd zwaarder geschut ingezet: wijlen mijn opa. Je moet weten dat ik altijd opa’s oogappeltje was. Bij het visbakken uit de pan gewipt, zei hij altijd over mij. Bij opa kon ik alles maken. Opa nam alles aan voor zoete koek als ik hem iets vertelde. Ik was nooit schuldig in opa’s ogen, ook niet die keer toen ik mijn broer zodanig getergd had, dat hij me een tand door mijn lip sloeg. Iedereen was er, volledig terecht, van overtuigd dat dit mijn eigen schuld was (en dat was het, want oh, ik kon als de beste het bloed onder mijn broers nagels vandaan halen. *trots*). Behalve opa. Opa’s oogappeltje deed niets verkeerd. Vanaf het moment dat mijn moeder plan B in werking zette in haar strijd tegen mijn tatoeage, was het gedaan met het geliefde kleinkind. Eén streepje piepte onder mijn hemdje vandaan. Eén streepje maar. Moeder sloeg keihard toe. “Kijk, ze heeft een tattoo.” En dat was het einde van mijn positieve imago bij opa.  

Natuurlijk heb ik niks laten weglaseren. Sterker nog, ik nam er nog een paar. Ik had het toch al verbruid dus gaan met die banaan. Er is nooit meer over gesproken. Tot vorige week, tijdens het eten bij mijn ouders. Ongegeneerd, bijna fanatiek uitte mijn moeder haar wens voor een tatoeage. Alle oude pijn kwam als een razende raket mijn gevoel in. WTF mam. Het is dat er geen Gouden Gids meer bestaat, maar anders was ik aan het bladeren geslagen. Mijn klus viel keihard op dek. Stomverbaasd.  

En stiekem ook een beetje trots. Mijn moeder, die gebukt gaat onder stress en altijd maar willen zorgen voor anderen. Nooit eens de tijd neemt om aan zichzelf te denken, wil nu een tattoo. Ik heb het even laten bezinken, maar nu zeg ik: mam, go for it. Voor jezelf. Omdat jij het wilt!

Plaats een reactie